Zaterdag 6 januari in Trouw, mijn opinie artikel over de verplichte hondencursus die minister Adema wil instellen.

Want ook hier staat weer de mens centraal.

Minister Adema denkt erover om mensen die een hond willen nemen op cursus te sturen. Dat lijkt me een uitstekend plan. Maar hoewel de aanleiding voor dit voornemen, het verminderen van het aantal bijtincidenten, sympathiek is, zou dit niet de beweegreden mogen zijn. Adema moet het welzijn van het dier vooropstellen en niet de mens, die tegen het dier beschermd zou moeten worden.

Het is echter in de traditie van de wet op de dierenbescherming dat de mens centraal staat. In 1886 wordt dierenmishandeling strafbaar. Het is niet langer toegestaan om trekhonden te slaan of katten dood te knuppelen. De mishandeling van dieren wordt verboden. De grondslag voor strafbaarheid staat echter los van dieren. De wet wordt opgesteld vanwege de kwetsing van de zedelijke gevoelens. Mensen vonden het niet prettig dierenmishandeling te aanschouwen. Het slachtoffer van de dierenmishandeling was niet het dier maar de mens die getuige was van de mishandeling. Deze wetgeving diende ter bescherming van de mens.

De cursus die Adema voorstelt heeft eveneens niets met het welzijn van dieren te maken. Het moet voorkomen dat honden mensen aanvallen en het aantal bijtincidenten laten afnemen. Dat is op zich een mooi streven maar gaat voorbij aan de intrinsieke waarde van het dier, zoals sinds 2013 in de Wet dieren is opgenomen. Een dier heeft een eigen waarde, die los staat van het nut (of het gevaar) van de mens. Op basis daarvan heeft hij ook recht op bescherming door de overheid.

De Universiteit van Wageningen maakte op basis van onderzoek deze week bekend dat er ‘vrijwel geen onderscheid is tussen welzijn van dieren en mensen’. Net als mensen ervaren dieren positieve emoties die bijdragen aan hun levensgeluk. Het creëren van positieve emoties zou daarom het uitgangspunt moeten zijn bij de invulling van de cursus. Het volgen van die training zou trouwens voor álle mensen die met dieren omgaan moeten gelden. Niet alleen voor hondenbezitters, maar ook boeren die koeien en varkens hebben moeten eerst een opleiding afronden alvorens zich in de stal te begeven. De wetenschap heeft de afgelopen jaren onschatbare kennis opgedaan over het gevoelsleven van dieren, hun taal, intelligentie en emoties. Deze kennis zou voor iedereen die de verantwoordelijk is voor een dier, burgers én boeren, verplichte kost moeten zijn. Want alleen dan valt een (noodzakelijke) cursus met opvoedtips en gewenste omgangsvormen met dieren in vruchtbare aarde. En wie niet in staat blijkt met compassie en nieuwsgierigheid naar hun dier(en) te kijken is ongeschikt om een dier houden. Want dieren moeten, net als kinderen en mensen die zorg nodig hebben, wettelijk beschermd worden tegen onkunde en onwetendheid.

Marjolein de Rooij

Voorzitter Vakbond voor Dieren

Schrijver ‘Hoeveel vakantiedagen heeft een varken?’