Aanstaande donderdag 15 juni praat de Tweede Kamer weer met minister Adema over het welzijn van dieren in de veehouderij. Via het convenant Dierwaardige veehouderij mogen boeren, samen met de aanpalende sectoren bepalen hoe de veehouderij dierwaardig ingevuld kan worden. Daarbij gaat de discussie zelden over de dieren maar des temeer over het verdienmodel. Het moet namelijk wel ‘haalbaar en betaalbaar’ zijn. De overheid heeft eerder aangegeven verbeteringen van dierenwelzijn aan de markt over te willen laten, als alternatief voor een verdere aanscherping van de wet. Partijen moeten het onderling kunnen oplossen. Maar bij elk voorstel ter verbetering van het leven van de werkende dieren roepen boeren en supermarkten vervolgens dat de consument niet bereid is te betalen voor dierenwelzijn. Dus verandert er niets. De rol die de consument in dit vraagstuk heeft gekregen is onacceptabel. Ik ken geen enkele vergelijkbare situatie waarin de overheid zo’n ingewikkeld en ethisch vraagstuk bij de consument neerlegt.
De consument wordt dus verantwoordelijk gehouden voor het afbranden van varkensstaartjes, het onthoornen van kalfjes en het doodgroeien van vleeskuikens. Want, zo is de argumentatie, de consument wil niet meer betalen voor diervriendelijker geproduceerde producten. Die stelling klopt niet. We weten helemaal niet of de consument bereid is te betalen voor dierenwelzijn, omdat de consument de keuze niet heeft tussen melk van €2 per liter of géén melk. We weten alleen dat de consument bij een keuze liever het goedkopere product koopt. Maar daarmee is de uitspraak dat de ‘consument niet wil betalen voor dierenwelzijn’ helemaal niet bewezen. Sterker nog, het geeft alleen aan dat de consument graag op de centen let.
Daarbij kan de consument deze morele afweging niet maken omdat zij hiervoor de kennis niet heeft. Varkensboeren doen over het algemeen niet mee aan de ‘open boerderijdagen’, net zomin als pluimveehouderijen en kalvermesterijen. Wie kent de levenscyclus van een vleeskuiken? Wie heeft het geschreeuw van een big waarvan de staart wordt afgebrand weleens gehoord? Welke consument heeft een gebroken borstbeen bij een leghen gevoeld? De kennis van de consument over dierenwelzijn in de intensieve veehouderij is niet gebaseerd op feiten noch op eigen ervaringen. En ondertussen probeert de sector met dure marketingcampagnes en snelle slogans de consument te vertellen dat het echt zo erg niet is.
En het derde bezwaar is dat de meeste mensen ook onvoldoende kennis hebben over de dieren zelf, over hun taal en gevoel; hun wensen en verlangens en alle wetenschappelijke onderzoeken die hiernaar gedaan zijn. Wie weet dat een koe de boer in de ochtend groet? Dat een hen al met haar kuiken communiceert als deze nog in het ei zit, dat ze 30 verschillende geluiden met bijbehorende betekenissen maakt en tot wel 100 soortgenoten individueel kan herkennen? Dat een varken heel duidelijk kan aangeven wat ze wil, maar vooral ook wat ze niet wil? En dat je dat aan haar gezicht kunt aflezen. Je kunt van een consument niet verlangen dat hij deze kennis heeft of proactief tot zich neemt. En je kunt al helemaal niet vragen of iemand op basis van deze kennis een persoonlijke financiële afweging wil maken. Een willekeurige consument heeft wel iets anders aan zijn hoofd als hij boodschappen doet. Hoe kun je daarvan verlangen iedere dag een ethische en morele afweging te maken?
Minister Adema moet nu leiderschap tonen en zelf wettelijk gaan vastleggen wat een dierwaardige veehouderij is. Daarvoor heeft hij voldoende wetenschappelijke inzichten tot zijn beschikking. Marktwerking is niet heilig als het gaat om hoe werkgevers met hun werknemers omgaan. De consument speelt geen rol in het vaststellen van het minimumloon van de supermarktmedewerker, noch in de omstandigheden waaronder bouwvakker moeten werken. Dat zou voor werkende dieren ook moeten gelden.