In onze veehouderij groeien jaarlijks miljoenen dieren op zonder de zorg van hun moeder. De meeste kalfjes die worden geboren op een melkveebedrijf worden direct na de geboorte weggehaald. Hun moeder krijgt niet eens de kans haar kind te ruiken of schoon te likken. Vaak met de navelstreng er nog aan verdwijnt het kalfje in eenzame opsluiting. Het trauma dat kalfjes hierbij oplopen is enorm. De gevolgen van dit trauma zijn echter beperkt omdat een deel van de kalfjes na een kort verblijf bij de mesterij wordt afgemaakt. Daar worden afwijkend gedrag en angststoornissen niet ontdekt. Als het kalfje echter een meisje is en op mag uitgroeien tot melkkoe, zien we wel degelijk getraumatiseerd gedrag. Maar omdat al haar soortgenoten dit gedrag vertonen valt het niet meer op.

In de jaren ’50 onderzocht psycholoog Harlow het belang van de hechting tussen moeder en kind en de gevolgen van een gebrek hieraan. Voor deze hartverscheurende onderzoeken werden rhesusaapjes direct na de geboorte bij hun moeder weggehaald. In een lege kooi zonder soortgenoten, warmte of geborgenheid groeide het diertje op. Voor zijn onderzoek maakte Harlow twee nepmoeders. Eentje was gemaakt van zachte en donzige materialen. Een warme gloeilamp als hoofd. De ander was van staal, hard en kil. Alleen bij de kille moeder vond het babyaapje melk. De zachte moeder bood slecht comfort. Harlow wilde weten of het verstrekken van voedsel voldoende was voor de binding tussen moeder en kind. Maar de harde, kille omgeving waar voedsel was rijmde niet met de warmte die een moeder normaliter biedt. Het diertje verbleef daarom het grootste deel van de dag bij de zachte nepmoeder en verplaatste zich alleen naar het stalen gedrocht als het honger had. In zijn publicatie ‘The nature of love’ in 1958 concludeert Harlow dat de aapjes warmte en geborgenheid kiezen boven voedsel. In zijn bevindingen schrijft Harlow: ‘We waren niet verrast om te ontdekken dat fysiek contact een belangrijke basisvariabele voor affectie of liefde was, maar we hadden niet verwacht dat het de variabele van het voeden zo volledig zou overschaduwen’.

De beelden van de baby aapjes met grote, angstige ogen, hunkerend naar liefde van een ander levend wezen, gingen de hele wereld over. Harlow werd een graag geziene gast in de media. Begin jaren zeventig werd dit onderzoek stopgezet, het was te wreed en hartverscheurend om ethisch nog verantwoord te zijn.

Maar waarom zijn de experimenten van Harlow ethisch niet meer verantwoord terwijl andere dieren ditzelfde lot nog steeds iedere dag ondergaan?

Want als het hartverscheurend is om een aapje bij haar moeder weg te halen, dan is het toch ook hartverscheurend om een kalfje bij haar moeder weg te halen?