‘Het grootste probleem in Afrika is niet de corruptie (ook, natuurlijk), niet het slechte leiderschap (ja, ook natuurlijk), maar het aller- allergrootste probleem in Afrika is de religie. De armsten in de wereld zijn de meeste gelovigen. Mensen die niet meer geloven dat hun leven op deze aarde nog kan verbeteren en daarom al hun pijlen richten op het hiernamaals. Mensen die in afwachting van een redding van de heer, blijven zitten en wachten. Dat maakt dat Tanzania en vele andere Afrikaanse landen niet verder komen.’
Een Tanzaniaanse consultant legt haarfijn de vinger op de zere plek. Voor mij, als westerse atheïst is kritisch praten over religie taboe. Iedereen in mijn omgeving, onze staf, de directeur van het kinderhuis, de Tanzaniaanse kinderen op de internationale school, iedereen is gelovig. Heel erg gelovig. Op zondag trekt de hele buurt hun mooiste, synthetische kleren aan, mannen in glimmende jasjes, vrouwen en meisjes in sprookjesachtige jurken. Het geluid van de kerk is overal te horen. Soms klinkt er warm, vrolijk gezang maar de laatste tijd is schreeuwen in de mode geworden. En hoewel mijn Swahili (nog) niet zo goed is, kan ik de aankondiging van hel en verdoemenis op mijn terras horen. Buiten de christelijke kantooruren, doet de moskee daar niet voor onder.
Alles is aan god
Het geloof is niet iets dat je hier ter discussie kan stellen. Waar je kritisch over mag zijn. Ik herinner met een gesprek dat ik had met een hoogopgeleide Tanzaniaan, we spraken over de ontwikkelingsmogelijkheden van zijn land. Ik vroeg hem of de lokale landbouwproductie niet omhoog zou kunnen gaan als mensen meer rekening zouden houden met de weersvoorspelling. Vaak zie ik mooie omgeploegde velden liggen waar te laat of te vroeg gezaaid wordt. In het eerste geval spoelen alle zaadjes weg met de eerste tropische regenbui. In het tweede geval zijn alle zaadjes uitgedroogd onder de brandende zon. Beide gevallen kunnen voorkomen worden als de weersverwachtingen in de gaten gehouden wordt. ‘Waarom maken de lokale mensen geen gebruik van de kennis die er is over het weer?’ vroeg ik.
‘God is degene die bepaalt of een oogst lukt of mislukt. Alles is aan god’, was zijn antwoord en daarmee het einde van het gesprek.
Het geloof in god heeft mensen in de arme landen een reden gegeven hun lot niet in eigen handen te nemen. De verantwoordelijkheid voor hun geluk buiten zichzelf te leggen. God regelt het, en zo niet, dan niet. Als je rijk wilt worden, en dat willen de meeste Tanzanianen, moet je iedere dag bidden. Hard werken en een baan zoeken, onze logische opstap naar een rijk leven, hoort niet bij het advies. Iedere zondag stromen de kerken vol met mensen, hopend op een wonder dat god zou kunnen verrichten. De prediker gaat vervolgens met de pet rond en rijdt weg in een Mercedes, die is betaald door de armsten van het dorp. En de wonderen, in ieder geval in het heden, blijven uit.
Bidden of studeren
Mijn zoon heeft over een aantal weken examens. In zijn Whatsapp groepje met klasgenoten gaat sinds kort een bericht rond waarin klasgenoten elkaar oproepen om iedere dag minstens een half uur te bidden voor goede schoolresultaten. Tips over hoe je dat het beste kan doen, waar precies en wat je dan aan god moet vragen vullen zijn telefoon. Govert kijk met het verwondering en ook wel verbijstering aan. Na een paar dagen, tientallen bliepjes verder verwijdert hij alle berichtjes.
’Wat een onzin’, zegt hij wijs. ‘Waarom gebruiken ze dat dagelijkse half uurtje niet gewoon om te studeren?’