Natuurlijk, er is nog steeds honger in Afrika. Maar ondertussen zie ik hier in Tanzania ook de andere kant van een land in ontwikkeling: overgewicht. In 2016 hadden 10 miljoen Tanzanianen overgewicht. Dat is 26% van de volwassen bevolking. Een kwart van de mensen is hier dus te dik. Daar staat tegenover dat 34% van de kinderen ondervoed is. Deze enorme tegenstelling is in het dagelijks leven ook zichtbaar. 

De arme mensen eten van de aarde. Mais, bananen, bonen, spinazie. Heel, heel soms een kip. In het gebied waar wij wonen is de grond vulkanisch en enorm vruchtbaar. Daarnaast regent het genoeg. Een zaadje in de grond en binnen een paar weken heb je eten. Hier gaat niemand dood van de honger. Arme mensen bewegen de hele dag. Ze werken op het land, lopen naar de markt, halen water met grote emmers op hun hoofd. Als ik door de dorpjes in onze omgeving loop zie ik nergens dikke mensen.  

Maar, zodra ze geld gaat verdienen, zijn er opeens andere mogelijkheden. Brood bijvoorbeeld. Het lokale brood is wit en bevat suiker. Het is erg droog en de meeste mensen smeren er margarine op om het nog een beetje smakelijk te maken. Brood wordt echter niet als maaltijd gezien, maar als tussendoortje. Soms meer dan vier sneetjes op elkaar gelijmd met boter. Lekker bij de koffie. 

Verslavende suiker

Daarnaast heeft suiker een verslavende aantrekkingskracht. Wij hebben 13 man personeel in dienst die met hun eigen budget iedere dag maaltijden bereiden. Onlangs kwamen we erachter dat zij 25 kg (!) suiker per maand gebruiken. In een kop thee of koffie gaan met gemak 8 eetlepels suikers. Ik verbaas me erover dat die hoeveelheid nog oplost. Ons personeel verdient niet genoeg om zoveel suiker zelf te kunnen kopen en ziet deze luxe daarom als een secundaire arbeidsvoorwaarde. Vanuit ons gezondheidsbeleid voor het personeel hebben we die hoeveelheid nu teruggebracht naar 2 kg per maand. Van het overgebleven budget kunnen ze fruit kopen. 

Iedere werkgever is verplicht zijn werknemer dadelijks een warme maaltijd te geven. Gezondheid speelt daarbij zelden een rol. Degene die de maaltijd bereiden maken vooral wat lekker is, en normaal niet te veroorloven. Groente en fruit is voor arme mensen. Dat staat dus zeker niet op het menu. 

Tijdens een vergadering die ik had bij een overheidsinstelling werd om 11.00 koffie geserveerd. Met een volledig buffet. Cake, koekjes, gebakken banaan, stoofpot met vlees, hartige pannenkoeken en een soort oliebollen. Ik begreep toen het buffet binnenkwam opeens waarom 12 mensen zich hadden aansloten bij deze vergadering die in mijn ogen in een uurtje met drie man afgerond had kunnen worden. Gratis eten. 

Ik keek de tafel rond en zag 12 mensen met dikke buiken. Achterover hangend op hun grote skyleren stoel. Hun borden waren te vol om fatsoenlijk te kunnen eten. De vergadering was hierna ook snel afgelopen. Het was tijd voor een siesta. 

Arm en rijk, dik en dun

De ongelijkheid tussen arm en rijk is hier tegengesteld aan die in de rijkere landen. In Nederland komt obesitas voor onder mensen met een lage opleiding en een laag inkomen. ‘Rijke mensen leven langer en gezonder’, kopte de NOS in 2015. En het Financieel Dagblad schrijft ‘obesitas wordt door armoede veroorzaakt’.  De problemen met overgewicht treffen in Nederland vooral de armere bevolking. 

In Tanzania is dit niet het geval. Hier geldt hoe rijker, hoe dikker. En terwijl het gezondheidssysteem voor de arme mensen nog niet eens op orde is, worden nu de welvaartsziekten al als een van de grootste uitdagingen in ontwikkelingslanden gezien. Dit is symptoombestrijding in plaats van de oorzaak van het probleem aan te pakken. Het totale gebrek aan kennis over gezond eten, de invloed van voedsel op je lichaam, is het grootste probleem, onder zowel arm én rijk. Helaas is er (vooralsnog) geen enkele ontwikkelingsorganisatie noch overheidsinstantie die zich daar utsluitend op richt. Dus, tot die tijd vertellen wij ons personeel dat 8 scheppen suiker in de koffie toch niet zo gezond is.