Tanzanianen zijn geen dierenvrienden. Honden liggen aan de ketting, ezels worden hard geslagen als ze niet snel genoeg vele liters water de berg op dragen en het vervoer van kippen en geiten op de brommers zou in Nederland allang de door dierenpolitie beboet zijn. Het vee van de Maasai heeft in plaats van een chip verminkte oren, waar stukken en stukjes in allerlei vormen uitgeknipt zijn. Zo herkennen zij niet alleen van wie het dier is, maar blijven ook de slechte geesten bij de dieren weg. Mishandeling als bijgeloof. Ik kijk de andere kant op als ik dieren met mensen hier samen zie.
In Moshi, een stad een uurtje rijden bij ons vandaan, is een opvangcentrum voor wilde dieren. Gerund door een dierenartsen echtpaar uit Europa, dat voor een paar dieren een groot verschil maken.
Dierenopvang
Op hun enorme boerderij, vlak bij de ingang van het Kilimanjaro National Park, worden we rondgeleid door een vrijwilliger, een dierengedragsdeskundige uit Oostenrijk. (‘Dat wil ik ook worden’, zegt mijn dochter en volgens mij meent ze het. In een volgend leven lijkt het mij ook een prachtberoep). De hele ziekenboeg trekt aan ons voorbij en ieder dier heeft zijn eigen verhaal. Een hyena is in een waterput gevallen en eruit gehaald door de politie voordat de lokale bevolking hem kon afschieten. De Maribu stork, een uit de kluiten gewassen ooievaar, heeft een gebroken vleugel nadat hij probeerde te ontsnappen uit de handen van een man uit Moshi. Hij wilde de vogel verkopen aan een dierenhandelaar die wilde dieren levert aan dierentuinen en wildparken over de hele wereld. Een beschadigde vogel levert niets meer op dus liet de verkoper het arme dier gewonde achter op de parkeerplaats achtergelaten. Een aapje werd bevrijd uit de houten box waar hij al drie jaar opgesloten was. Het ‘huis’diertje had pubertrekken vertoond en zijn tanden gebruikt.
Een cevetkat kwam met haar achterpoot in een val. Ze wist zich los te trekken maar liep dagen rond met het ijzerdraad nog in haar huid. Uiteindelijk werd ze gevonden en naar de opvang gebracht. Nu slijt de drie potige cevetkat haar dagen in een grote kooi en zal ze nooit meer jagen. De boer had de val gezet omdat hij dacht dat cevetkatten zijn geiten en schapen aanvallen. Niets is minder waar. Cevetkatten eten juist ongedierte zoals ratten en muizen. Daar waar boeren hier last van hebben.
De hyena, de stork, het aapje, de cevetkat, zijn allemaal het slachtoffer van mensen geworden. Mensen die, meestal door gebrek aan kennis, zinloos leed bij dieren veroorzaken. Mensen die dieren niet als levende wezens zien, die pijn en angst kunnen ervaren, maar als eten, vervoersmiddel, vermaak of overlast.
Schoolkinderen en wilde dieren
Dus staan de deuren hier open voor lokale scholen waar kinderen van alle leeftijden een dagje dierenles krijgen. Hier leren ze over het gedrag van dieren, hun leefgewoonten, en hun bijdrage aan de omgeving. Hier leren ze dat dieren ook bang kunnen zijn, net als zij. En dat sommige dieren dan wegrennen, terwijl anderen dieren gaan bijten. Dat dieren pijn voelen als ze gewond zijn. En dat dieren plezier kunnen hebben, genieten en sommige zelfs graag spelen, net als zij.
Vele schoolklassen zijn hier al geweest. De ruwe omgang met dieren zit hier in de haarvaten van de maatschappij verweven. Het kost generaties voordat een Partij voor Dieren hier voeten aan de grond zal krijgen. Maar dit echtpaar zet een eerste stap. Voor de dieren die ze opvangen, verzorgen en wanneer mogelijk hun vrijheid teruggeven. En als er in iedere klas maar één kind is dat geen stenen meer gooit naar zwerfhonden, of voetbalt met een schildpad dan noem ik dat een groot succes. Hulde.